25e zondag na Pinksteren
Brief van de apostel Paulus aan de Efesiërs (4,1-7)
Broeders en zusters: Ik, de gevangene in de Heer, vraag u met aandrang : leidt een leven dat beantwoordt aan de roeping die gij van God ontvangen hebt, in alle deemoed en zachtheid, in lankmoedigheid, liefdevol elkaar verdragend. Beijvert u de eenheid des Geestes te behouden door de band van de vrede: één lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt tot een en dezelfde hoop waarvoor Gods roeping borg staat. Eén Heer, één geloof, één doop. Eén God en Vader van allen, die boven allen en met allen en in allen is... Maar aan ieder van ons afzonderlijk is de genade verleend naar de maat van Christus' gave.
Evangelie: Lucas (10,25-37)
In die tijd trad een wetgeleerde naar voren om Jezus op de proef te stellen. Hij zeide: Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven? Hij sprak tot hem: Wat staat er geschreven in de Wet? Wat leest ge daar? Hij gaf ten antwoord: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf. Jezus zei: Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven. Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: En wie is dan mijn naaste? Nu nam Jezus weer het woord en zei: Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen zij aftrokken lieten zij hem half dood liggen. Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel, maar liep in een boog om hem heen. Zo deed ook een leviet: hij kwam daar langs, zag hem, maar liep in een boog om hem heen. Toen kwam een Samaritaan die op reis was, bij hem; hij zag hem en kreeg medelijden; hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem. De volgende morgen haalde hij twee denariën te voorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden. Wie van deze drie lijkt u de naaste te zijn van de man die in de handen van de rovers gevallen is? Hij antwoordde: Die hem barmhartigheid betoond heeft. En Jezus sprak: Ga dan en doet gij evenzo.
Broeders en zusters,
De Apostolische geloofsbelijdenis voegt aan de belijdenis over de ene katholieke Kerk toe: «Ik geloof in de gemeenschap van de heiligen». De oorspronkelijke betekenis van deze zin is niet wat u waarschijnlijk spontaan denkt. Het laatste woord is in de oude talen dubbelzinnig; het kan betekenen zowel wat heilig is als wie heilig is. En de oorspronkelijke betekenis is: de Kerk is de gemeenschap met het heilige, zij bestaat dank zij het gemeenschappelijk delen in het geloof in het Evangelie, het delen in het lichaam en bloed van Jezus Christus en de deelneming in de nood van de broeders. De kerk wordt werkelijkheid, door het woord van God, door de sacramenten en door de broederlijke liefde.
Door het gemeenschappelijk delen in het heilige worden wij onderling samengevoegd tot de gemeenschap der heiligen, volk van God, lichaam van Christus, tempel van de Heilige Geest. Door Jezus Christus, in de Heilige Geest, worden wij verenigd tot een onderlinge gemeenschap waartoe niet alleen de nu levende gelovigen, maar de rechtvaardigen van alle tijden behoren. Zij allen vormen het ene lichaam van Jezus Christus. Dit wordt zeer mooi uitgedrukt doordat in de byzantijnse ritus, na de heilige communie, de kleine stukjes brood die op de diskos, naast het Lam, de heiligen in de hemel en de levende en gestorvene gelovigen vertegenwoordigen, in de kelk samen gemengd worden met wat overblijft van het kostbaar bloed van Christus.
Het meest intensief krijgt onze eenheid met de hemelse Kerk gestalte in de Liturgie, als wij samen met de engelen en de heiligen gemeenschappelijk de lof van Gods heerlijkheid en zijn verlossingswerk vieren. Daarom zijn wij nooit dichter bij onze gestorven verwanten en vrienden dan in de viering van de goddelijke Liturgie. Ik ben er diep van overtuigd, dat de geestelijke banden die wij gedurende ons leven geweven hebben, juist omdat zij geestelijk zijn, niet van lichaam tot lichaam, maar van persoon tot persoon, blijven bestaan met deze personen in het eeuwig leven. En ik ben in 't bijzonder overtuigd dat bisschoppen, priesters en diakens die in dienst van een christelijke gemeenschap geweest zijn, over de dood heen met deze gemeenschap verbonden blijven en voor haar speciaal instaan bij God in de hemel. Ik zie dat gesymboliseerd door het feit dat in de oude kerkhoven van onze dorpen de gestorven pastoors tegen de muur van het koor van hun kerk begraven zijn, om aan te tonen dat zij vanuit de hemel met hun vroegere gemeenschap blijven concelebreren.
Vandaag herdenken wij onze broeder en vriend diaken Attila, die een paar weken geleden is heengegaan. Hij is door God geroepen om de hemelse liturgie te komen meevieren. Jarenlang heeft diaken Attila met onze gemeenschap meegevierd, lang alvorens ik zelf gekomen ben. De laatste keer samen was het met de Paaswake 2012. Attila was een prachtige diaken, diep bewust van de grootheid van het mysterie, dat hem gegeven was te benaderen. Hij sprak niet alleen de gebeden uit; heel zijn lichaam was gebed. Van hem hebben wij door zijn voorbeeld aangeleerd wat hij in zijn richtlijnen voor de diaken schreef. «Het is aan elk van de voorgangers, bisschop, priester, diaken, andere geestelijken of acolieten die een taak vervullen in het heiligdom, om te beleven wat zij met heel hun geest, heel hun ziel en vooral met heel hun hart moeten doen, met deze spirituele intensiteit die in hun wezen vervat ligt. Op deze wijze zal elke pas, elke beweging, elk gebed uitgevoerd zijn in bescheiden nederigheid en intense aanbidding, want de kerk is het huis van God, het heiligdom symboliseert het Heilige van Het Heilige, het altaar staat voor het graf van Christus en de Troon is deze van God zelf. Daar God de mens uit liefde geschapen heeft, is ons einddoel om voor God en met God te leven en hem boven alles lief te hebben.» Tot hiertoe de woorden van Attila. Dit einddoel heeft hij nu bereikt. Voor de kleine intocht bidt de priester met deze woorden. «Meester, Heer onze God, in de hemel hebt gij de engelen voor de dienst van uw majesteit opgesteld. Laat uw engelen onze intocht vergezellen, laat hen samen met ons vieren en uw goedheid verheerlijken». Wij mogen geloven dat de diaken Attila naast Pater Theo zich bij deze engelen voegt, die God telkens naar onze liturgische gemeenschap zendt, om met ons in deze Liturgie zijn goedheid te verheerlijken, want Hem komt toe alle lof, eer en aanbidding, Vader, Zoon en Heilige Geest, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.