Mgr. Roger Gryson

8e zondag na Pinksteren

diakenwijding van Taras Khomych

Op deze zondag lezen we in een Eerste brief van St.Paulus aan de Korintiërs (1,10-17):  

Ik bezweer u bij de naam van onze Heer Jezus Christus weest allen eensgestemd, laat er geen ver-deeldheid onder u zijn; weest volkomen een van zin en een van gevoelen. Er is mij namelijk door de huisgenoten van Chloë over u verteld, broeders, dat er onenigheid onder u heerst. leder van u schijnt zijn eigen leus te hebben: ‘Ik ben van Paulus'. 'Ik van Apollos'. 'Ik van Kefas'. 'Ik van Christus'. Is Christus dan in stukken verdeeld? Is Paulus voor u gekruisigd? Of zijt gij gedoopt in de naam van Paulus? God zij dank dat ik niemand van u gedoopt heb, behalve dan Crispus en Gajus. Dus niemand kan zeggen, dat gij in mijn naam gedoopt zijt. 0 ja, ik heb ook nog het gezin van Stéfanus gedoopt; verder zou ik niet weten dat ik iemand gedoopt heb. Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen. Hij heeft mij gezonden om het evangelie te verkondigen, en dat niet met fraaie en geleerde woorden anders zou het kruis van Christus zijn kracht verliezen.

St. Mattheus (14,14-22) laat ons weten:

In  die  tijd,  toen  Jezus  een  grote  menigte  zag,  kreeg  Hij  diep  medelijden  met  hen  en  Hij  genas  hun  zieken. Tegen  het  vallen  van  de  avond  kwamen  zijn  leerlingen  naar  hem  toe  en  zeiden:  Deze  plek  is  eenzaam  en  het is  al  laat  op  de  dag.  Stuur  dus  het  volk  weg  om  in  de  dorpen  eten  te  gaan  kopen.  Het  is  niet  nodig  dat  zij weggaan,  zei  Jezus  hun,  geeft  gij  hun  maar  te  eten.  Doch  zij  antwoordden:  Wij  hebben  hier  niet  meer  dan  vijf broden  en  twee  vissen.  Waarop  Jezus  sprak:  Brengt  die  dan  hier.  En  Hij  gaf  opdracht  dat  het  volk  zich  zou neerzetten  op  het  gras.  Hij  nam  de  vijf  broden  en  de  twee  vissen,  sloeg  de  ogen  ten  hemel,  en  nadat  Hij  de zegen  had  uitgesproken,  brak  Hij  de  broden  die  Hij  aan  zijn  leerlingen  gaf  en  de  leerlingen  gaven  ze  weer  aan het  volk.  Allen  aten  tot  ze  verzadigd  waren  en  aan  overgebleven  brokken  haalde  men  nog  twaalf  volle  korven op.  Het  waren  ongeveer  vijfduizend  mannen  die  hadden  gegeten,  vrouwen  en  kinderen  niet  meegerekend. Onmiddellijk  hierop  dwong  Hij  zijn  leerlingen  in  de  boot  te  gaan  en  alvast  naar  de  overkant  te  varen,  terwijl  Hij het volk naar huis zou zenden.

Beloved brother in Christ, our new Deacon Taras,

the Byzantine Church celebrates today the feast of the discovery and translation in Jerusalem of the relics of St. Stephen, the first deacon and the first martyr. It is a suitable day to welcome you to this community, to which you are attached by old and deep links, and to thank God with you for your recent ordination to the diaconate. And the Sunday Gospel that we just heard, offers a timely opportunity to remember the meaning of your ministry.

Dit evangelie is een verhaal dat rijk is aan betekenissen. Zoals Mozes in de woestijn voor de hongerige mensen, die ten einde raad waren, van God het manna afsmeekte, zo geeft Jezus nu in de eenzaamheid voedsel aan een hele menigte. Uiteindelijk is het God die, vooral wanneer mensen aan het einde van hun krachten zijn, brood en leven geeft. Zoals de genezingen, is ook deze broodvermenigvuldiging een daad van de medelijdende Jezus. Dit medelijden is geen neerbuigende houding. Neen, het gaat om mede-lijden in de diepe zin van dat woord. Jezus staat naast zijn medemensen. Hij lijdt met hen mee. Hij doordringt nu de situatie met zijn menslievenheid, waarover de byzantijne liturgie zo dikwijls spreekt. Hij is in de volheid van de tijden het beeld bij uitstek van de barmhartige God.

Toen mensen die door de bijbel waren gevoed, dit verhaal beluisterden in de christelijke gemeenschappen, beseften zij: er is een brood dat God altijd blijft geven, dat alleen Hij kan geven, namelijk het brood van het woord, het brood van de diepste levenszin. Want in de heilige Schrift wordt over Gods woord gesproken als over brood voor ons mensen. Het beslissende woord in Jezus’ boodschap is dat God ons in onze concrete situatie bemint. En van zo’n woord kunnen wij leven als van het brood dat ons bestaan waarborgt.

Maar de toehoorders van dit evangelie in de eerste christelijke gemeenschappen werden bijzonder getroffen door de eucharistische ondertoon in dit evangelieverhaal. De mensen worden uitgenodigd te gaan zitten als voor een gastmaal. En vooral de manier waarop Jezus de broden zegent en breekt, doet onweerstaanbaar denken aan de instellingswoorden van de eucharistie. Treffend is ook dat de leerlingen hier ten volle met Jezus mogen meewerken.

Ook nú vertrouwt Jezus zijn werk toe aan mensen: de zorg voor mensen die honger hebben in de diepte van hun hart, het spreken van het goede woord en de dienst van de eucharistie. Beste vriend, door de wijding heeft Jezus zijn hand op uw leven gelegd en U als zijn dienaar in het diakenambt opgenomen. De diaken is naast de priester en samen met de priester dienaar van Gods woord, dienaar van het Evangelie, dienaar van Gods brood, dienaar van de Eucharistie.

De stuwende wijsheid en kracht van Gods heilige Geest wees U de weg naar dit ambt van de Kerk. Door studie en gebed heeft U zich gedurende jaren op deze wijding voorbereid. Gaandeweg is uw roeping verdiept. Geleidelijk aan hebt U grotere helderheid gekregen over uw plaats en uw taak binnen de Kerk.

Ongetwijfeld bent U dankbaar voor de hulp en bijstand die U hierin hebt mogen ontvangen. Van uw theologische opleiding. Van de gemeenschappen waar U al werkzaam mocht zijn. En niet op de minste plaats van uw directe familie, uw ouders en bovenal het gezin thuis, uw echtgenote en uw kinderen, en ook van uw vele goede vrienden en bekenden. Ik denk bijzonder aan onze dierbare P. Theo, die zeker zich verheugt, daar waar hij is, U als diaken te zien dienen in ons midden. Hun ondersteuning en hun gebed zijn voor U in uw opgang naar de wijding van grote betekenis geweest. Zonder de bemoedigende verbondenheid met hen had U wellicht deze stap niet durven zetten.

Vooral ook de goede band met de jonge generatie heeft in uw opgang naar het diakonaat veel voor U betekend. De heilige Geest schonk U die eigen gave van een directe en hartelijke omgang met jongeren. Onbevangen treedt U de jonge mensen tegemoet; raakt met hen in gesprek, waardeert hun openheid en eerlijkheid. Dit charisma zal door de wijding nog in U bevestigd en versterkt worden. Laat deze genadegave in uw diakonaat rijke vrucht gaan dragen. Breng mensen samen in geloof en in liefde! Wij leven in een maatschappij waarin de onderlinge band tussen mensen steeds meer een los en vrijblijvend karakter aanneemt. Mensen lopen anoniem aan elkaar voorbij, kennen elkaar niet, zijn vaak nauwelijks in elkaar geïnteresseerd.

Als diaken staat U dikwijls midden in de Kerk, om een brug te slaan tussen het heiligdom, dat de hemel vertegenwoordigt, en het christelijk volk.  Als diaken staat U ook midden in deze maatschappij, waarin U door uw beroep geengageerd bent, om een brug te slaan tussen maatschappij en Kerk; om iets van de warmte van Christus binnen te brengen in de verkilde dagelijkse verhoudingen van het leven. Dan gaan mensen zich ook weer verwant voelen aan elkaar. Daar wilt U als diaken aan gaan werken: mensen brengen bij Christus, en mensen door Christus brengen tot elkaar!

Wijd U met een groot vertrouwen aan deze zending toe. Ga naar de mensen toe. Wees bij hen, zoals Christus was bij de zijnen. Vooral dus ook bij de jonge mensen. Niet zozeer direct met programmatische leuzen of grootse spreuken, maar vooral door attent te luisteren, rustig, en vooral bescheiden, met heel uw hart erbij.

Het lijken allemaal grote verheven woorden die nu vandaag tot U komen. Het lijkt ook heel pretentieus om dit alles op Uzelf toe te passen. In een kille wereld bode worden van Gods warme nabijheid. Boodschapper zijn van Jezus evangelie. Met uw naasten en voor uw naasten de Kerk van God mee helpen opbouwen! Wie zou dit van zichzelf durven zeggen: dat hij dit kan, daartoe in staat is op eigen kracht? Neen, op eigen kracht gaat dat niet, wees daarom open en ontvankelijk voor de scheppende kracht van Gods heilige Geest, die U daarvoor in uw wijding gekregen hebt. Wees ervan bewust dat Hij, de heilige Geest, dit alles in U kan bewerken. En breng dit nederig besef dat U het niet bent waar het op aankomt, maar Christus in U. Breng dat tot uiting in uw levenswijze. Moge Gods almachtige genade U daartoe helpen. Amen.