Diaken Wim Tobé

29° zondag na Pinksteren: genezing van de 10 melaatsen

Lezing uit de Brief van de Apostel Paulus aan de Christenen van Kolosse 3,4 - 11

Broeders en zusters: Wanneer Christus, die ons leven is, zal verschijnen, zullen ook wij met Hem verschijnen in heerlijkheid. Maakt dus radicaal een einde aan immorele praktijken, ontucht, onzedelijkheid, hartstocht, begeerlijkheid en de hebzucht die gelijk staat met afgoderij. Deze dingen roepen Gods toorn af. Ook gij hebt u indertijd hieraan overgegeven en in de zonde geleefd. Maar nu moet ge dit alles vaarwel zeggen. Weg met toorn, gramschap, kwaadaardigheid, laster en schandelijke taal! En beliegt elkaar niet meer. Gij hebt de oude mens met zijn gedragingen afgelegd en u bekleed met de nieuwe mens, die op weg is naar het ware inzicht, zich vernieuwend naar het beeld van zijn Schepper. Dan is er geen sprake meer van Griek of Jood, besnedene of onbesnedene, barbaar of Skyth, van slaaf of vrije mens. Dáár is alleen Christus, alles in allen. 

Evangelie: Lc 17,12 - 19

In  die  tijd,  toen  Jezus  een  dorp  binnenging,  kwamen  Hem  tien  melaatsen  tegemoet;  zij  bleven  op  een  grote afstand  staan  en  riepen  luidkeels:  Jezus,  Meester,  ontferm  U  over  ons!  Hij  zag  hen  en  sprak:  Gaat  u  laten  zien aan  de  priesters.  En  onderweg  werden  ze  gereinigd.  Een  van  hen  keerde  terug,  toen  hij  zag  dat  hij  genezen was,  en  verheerlijkte  God  met  luider  stem.  Vol  dankbaarheid  wierp  hij  zich  voor  Jezus'  voeten  neer,  en  deze man  was  een  Samaritaan.  Hierop  vroeg  Jezus:  Zijn  niet  alle  tien  gereinigd?  Waar  zijn  dan  de  negen  anderen? Is  er  niemand  teruggekeerd  om  aan  God  eer  te  brengen  dan  alleen  deze  vreemdeling?  En  Hij  sprak  tot  hem: Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.

Medechristenen,

Rond alle wereldsteden vinden we wijken en buurten, waarin we zelf – denk ik – niet wonen en we zouden er ook niet willen wonen. Namen als krottenwijken en achterbuurten zijn geen aanbevelingen op je visitekaartje.

Denk maar aan steden als Rio de Janeiro, Parijs, Chicago, Jakarta, Peking, Bombay, Kaapstad en waar nog meer; ook onze eigen hoofdsteden als Amsterdam en Brussel tonen dat beeld.

TV-beelden en krantenartikelen tonen aan, hoe mensen wegtrekken uit hun gebied, waar armoede heerst, gebrek aan woonmogelijkheden zijn en het wonen in die wijken geen aanbeveling is om aan werk te komen.

En men denkt dan dat men met het wegtrekken uit de buurten (en ook het platteland doet mee), de welvaart kan opstrijken in steden en centra; en de hoop op werk, leven en luxe werkelijkheid te kunnen zien worden.

Maar de ontgoocheling is groot en de waarheid bikkelhard. En het maakt niet eens uit, welke huidskleur je hebt, immers het bloed van ons allemaal is rood, want blauw bloed bestaat niet.

Toen Lukas het verhaal in de eerste eeuw schreef, waren de tijden en de omstandigheden voor de economische achtergestelden niet anders. Ze werden ook toen niet in de samenleving voor vol aangezien: armen, weduwen en wezen, zieken en gehandicapten; voeg daaraan toe: de herders en de bedelaars.

Helemaal beklagenswaardig was men als je een besmettelijke ziekte had opgelopen.

Lepralijdens/melaatsen werden letterlijk buiten geworpen. Zij waren een bedreiging voor de samenleving en werden daarom als de pest gemeden.

Merkwaardig in dit evangelie is, dat inwoners van Juda en Samaria wel  met elkaar optrokken – ofschoon zij vijanden waren.

Kennelijk konden zij elkaar vinden, omdat zij op dezelfde manier waren aangetast en hetzelfde lot ondergingen.

Het bijzondere dat we horen in het Evangelie is niet op de eerste plats dat Jezus geneest, maar Hij loopt juist niet in een boog om hen heen.

Hij laat zich met hen in; Hij spreekt ermee.

En de tien melaatsen –  levenslang veroordeeld – tonen zich en gaan inderdaad op weg; ze blijken gaande weg te genezen.

Het is vanzelfsprekend dat hun vreugde groot is; hun ziekte gooien ze als een versleten jas van zich af. Tegelijkertijd gooien ze kennelijk ook de herinnering en de dankbaarheid van zich af aan degene die het verlossende woord heeft gesproken: de Heer zelf.

Alleen die ene – en dat was een Samaritaan – begreep wat het betekende, dat Jezus dwars door hun leven, dwars door hun 'achterbuurt' gekomen was.

In Jezus wordt nu voor hem het beeld zichtbaar van een God, die zich het lot aantrekt van de misdeelden en de armen.

Waar Paulus in de eerste lezing zijn woorden vandaan heeft, weten we niet echt. Maar als hij spreekt over: “Bekleedt u met de nieuwe mens” dan heeft hij wellicht gehoord, hoe door het woord en de daadkracht van de Heer mensen tot nieuw leven zijn gekomen, zeker voor deze melaatsen

En nu na 20 eeuwen?

Letterlijk hebben we in onze samenleving nog steeds achterbuurten, krottenwijken, woonplaatsen, die geen naam mogen hebben. Maar hoe zit dat met mensen, die wij zelf niet toelaten in ons persoonlijk leven vanwege hun geaardheid, hun afkomst, hun uiterlijk, hun opleiding (of juist niet)? Mensen, wie wíj achterstellen?

Steeds als wij lezen en horen over Gods daden, mogen we ons herinneren dat ons leven niet alleen bestaat uit dankbaarheid. We kennen ook verbouwereerdheid; we stoten mensen af, we kijken niet naar hen om, we gaan er met een boog om heen....

Van de 10 melaatsen mogen we leren, dat ze – door Gods woord ter harte te nemen – gaandeweg beter zijn geworden.

We mogen er twee kanten mee op.

De ene kant is, dat we gaandeweg het leven onszelf kunnen/mogen/moeten verbeteren en: waar we moedeloos zijn geworden in het leven, mogen we de hoop niet opgeven, dat ook anderen in ons leven komen en ons een nieuwe plaats gunnen te midden van anderen. Als het ware nieuwe mensen van ons maken.

Wat niet beschreven en uitgetekend kan worden is de dankbaarheid van mensen, maar des te beter kan het gedaan worden.

Dat wij ons bekleden met de nieuwe mens (zoals Paulus schreef), ons vernieuwend naar het beeld van onze Schepper, naar wiens geboortefeest wij onderweg zijn.

We hoeven geen cadeautjes uit  te zoeken. De geschenken dragen we in ons hart mee. Dat we dat hart elkaar tonen; dat we dát geschenk voor elkaar zijn.   Amen.