16° zondag na Pinksteren: Parabel van de talenten
Pokrof van de Moeder Gods
Uit
de Tweede Brief van de Apostel Paulus aan de christenen van Korinte 6,1-10
De
Heer hield de volgende gelijkenis voor: Een
man riep bij zijn vertrek naar het
buitenland zijn dienaars bij zich en vertrouwde
hun zijn bezit toe. Aan de een gaf
hij vijf talenten, aan de andere twee,
aan een derde één, ieder naar zijn
bekwaamheid. Daarna vertrok hij. Die de vijf
talenten gekregen had, ging er terstond mee
werken en verdiende er vijf bij. Zo
verdiende ook degene die de twee gekregen
had, er twee bij. Maar die dat ene
had gekregen, ging een gat in de grond
graven en het geld van zijn heer
verbergen. Een hele tijd later kwam de heer
van de dienaars terug en hield afrekening
met hen. Die de vijf talenten gekregen
had, trad naar voren en bood nog vijf
talenten aan met de woorden: Heer, vijf
talenten hebt gij mij toevertrouwd; ziehier,
vijf talenten heb ik erbij verdiend. Zijn
meester sprak tot hem: Uitstekend, goede en
getrouwe dienaar, over weinig waart ge trouw,
over veel zal ik u aanstellen. Ga
binnen in de vreugde van uw heer. Nu
trad die van twee talenten naar voren en
zei: Heer, twee talenten hebt ge mij
toevertrouwd; ziehier, twee talenten heb ik
erbij verdiend. Zijn meester sprak tot hem:
Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over
weinig waart ge trouw, over veel zal
ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde
van uw heer. Tenslotte trad ook die
het ene talent had gekregen naar voren en
zei: Heer, ik heb ervaren dat gij een
hard mens zijt, die oogst waar gij
niet gezaaid hebt en binnenhaalt waar gij
niet hebt uitgestrooid. Daarom was ik bang
en ben uw talent in de grond gaan
verbergen. Hier hebt ge uw eigendom terug.
Maar zijn meester gaf hem ten antwoord:
Slechte en luie knecht, je wist dus
dat ik oogst waar ik niet gezaaid heb,
en binnenhaal waar ik niet heb uitgestrooid?
Daarom had je mijn geld bij de
bankiers moeten uitzetten, dan zou ik bij
mijn komst mijn bezit met rente terug
gekregen hebben. Neemt hem dus dat talent af
en geeft het aan wie de tien talenten
heeft. Want aan ieder die heeft, zal
gegeven worden, zelfs in overvloed gegeven worden;
maar wie niet heeft, hem zal nog
ontnomen worden zelfs wat hij heeft. En
werpt die onnutte knecht buiten in de duisternis; daar zal geween zijn en
tandengeknars.
Medechristenen,
Het is soms moeilijk om vanuit een parabel te zeggen wie er met wie bedoeld wordt. Zijn diegenen die 5 of 2 talenten gekregen hebben degenen, die meer of veel meer verstand hebben? Is degene met dat ene talent te vergelijken met degenen die lui of gemakzuchtig van aard zijn? Die heer, die zijn talenten in beheer geeft, zou dat God of misschien Jezus zijn?
De
belangrijkste in de parabel lijkt de mens met het ene talent te zijn. Die wordt
het meest besproken. Maar laten we onszelf niet op het verkeerde been zetten.
Wat is er met die mens aan de hand? Hij
is bang, ontzettend bang. Stel je
voor dat hij iets zou verliezen. Dan heeft hij niets meer. En die heer is al zo
streng! Zekere voor het onzekere: goed bewaren!
Als
we de parabel goed willen verstaan, dan zegt het verhaal ons: doe niets uit
angst en laat niets achterwege uit angst. Onze taal zegt het ook: “Angst is
een slechte raadgever”. Angst achtervolgt ook ons in het leven:
“Laat ik me er maar niet mee bemoeien, want wie
weet….
“Laat ik maar geen partij kiezen, want
anders……………..
“Laat ik mijn geloof er maar buiten laten, want stel je
voor…………
“Ik zeg niet dat ik me niet goed voel, want wat zullen ze
wel denken……………
“Mijn idealen vertel ik niet, want ze zullen me wel gek
vinden……….
Je
doet dus niets, want dan kunnen ze ook niet zeggen dat ik het fout heb gedaan.
In
de brief die Paulus ons schrijft borduurt hij voort op het Evangelie. Niet
helemaal zondert trots beschrijft Paulus wat hij allemaal omwille van het geloof
moet meemaken: ontberingen, nood, gevangenschap, slaag,
oververmoeidheid, te weinig eten en slaap, maar Paulus zegt dit te
overwinnen door zuiverheid, inzicht, geduld, goedheid, eerlijkheid. Door de
angst te overwinnen om klein gemaakt te worden, weten we dat we uiteindelijk
groot zullen zijn en: – met de woorden van het Evangelie – we gebruiken onze
talenten.
Op
deze 1e oktober viert de Kerk van het Oosten het Pokroffeest. Een
dubbel feest eigenlijk. Het verhaal vertelt, dat tijdens een nachtelijk gebed
tot Maria kluizenaar Andreas en een leerling in een visioen Maria ontwaarden.
Zij baden uit angst omdat zij verwachtten dat het volk verslagen zou worden door
de oprukkende vijand.
Maria
stond in een gebedshouding en droeg de zg. Pokrof in haar handen. Pokrof is het
woord voor sluier en ook voor bescherming. Niet zo vreemd als we weten dat veel
oosterse vrouwen zowel daar alsook bij ons zich ook nu nog graag in een sluier
hullen om zich daardoor beschermd te weten. Na lange tijd en tranen van verdriet
om wat het volk werd aangedaan en het volk anderen aandeed, spreidde Maria als
beeld van zichzelf de Pokrof uit over het volk. Maria, de beschermster van het
volk.
Dit
beeld van bescherming herhaalde zich 2 eeuwen later toen diaken Romanos werd
uitgekozen om met Kerstmis voor een volle kerk de hymne te zingen. Maar Romanos
was op z’n zachtst gezegd
In
beide verhalen is te horen, dat de angst - waardoor
kluizenaar Andreas en diaken Romanos aanvankelijk werden beperkt – als
door een wonder werd opgeheven door te vertrouwen op Maria en haar voorspraak
bij God.
Moge het ook ons aanmoedigen de angst voor onze verantwoordelijkheid te laten varen en met een gerust gemoed onze opdracht in het leven een gezicht te geven.
Het
gebed tot Maria moge ons daarbij leiden en dat wij op haar voorspraak Gods
kracht in ons leven mogen voelen.
Dan
zal gejammer en tandengeknars ons nimmer overspoelen.
Amen.
Indien u wenst te reageren op deze homilie, stuur dan
een email naar diaken Wim Tobé.