P. Ton Sip

8e zondag na Pinksteren

Op deze zondag lezen we in een Eerste brief van St.Paulus aan de Korintiërs (1,10-17):  

Ik bezweer u bij de naam van onze Heer Jezus Christus weest allen eensgestemd, laat er geen ver-deeldheid onder u zijn; weest volkomen een van zin en een van gevoelen. Er is mij namelijk door de huisgenoten van Chloë over u verteld, broeders, dat er onenigheid onder u heerst. leder van u schijnt zijn eigen leus te hebben: ‘Ik ben van Paulus'. 'Ik van Apollos'. 'Ik van Kefas'. 'Ik van Christus'. Is Christus dan in stukken verdeeld? Is Paulus voor u gekruisigd? Of zijt gij gedoopt in de naam van Paulus? God zij dank dat ik niemand van u gedoopt heb, behalve dan Crispus en Gajus. Dus niemand kan zeggen, dat gij in mijn naam gedoopt zijt. 0 ja, ik heb ook nog het gezin van Stéfanus gedoopt; verder zou ik niet weten dat ik iemand gedoopt heb. Want Christus heeft mij niet gezonden om te dopen. Hij heeft mij gezonden om het evangelie te verkondigen, en dat niet met fraaie en geleerde woorden anders zou het kruis van Christus zijn kracht verliezen.

St. Mattheus (14,14-22) laat ons weten:

In  die  tijd,  toen  Jezus  een  grote  menigte  zag,  kreeg  Hij  diep  medelijden  met  hen  en  Hij  genas  hun  zieken. Tegen  het  vallen  van  de  avond  kwamen  zijn  leerlingen  naar  hem  toe  en  zeiden:  Deze  plek  is  eenzaam  en  het is  al  laat  op  de  dag.  Stuur  dus  het  volk  weg  om  in  de  dorpen  eten  te  gaan  kopen.  Het  is  niet  nodig  dat  zij weggaan,  zei  Jezus  hun,  geeft  gij  hun  maar  te  eten.  Doch  zij  antwoordden:  Wij  hebben  hier  niet  meer  dan  vijf broden  en  twee  vissen.  Waarop  Jezus  sprak:  Brengt  die  dan  hier.  En  Hij  gaf  opdracht  dat  het  volk  zich  zou neerzetten  op  het  gras.  Hij  nam  de  vijf  broden  en  de  twee  vissen,  sloeg  de  ogen  ten  hemel,  en  nadat  Hij  de zegen  had  uitgesproken,  brak  Hij  de  broden  die  Hij  aan  zijn  leerlingen  gaf  en  de  leerlingen  gaven  ze  weer  aan het  volk.  Allen  aten  tot  ze  verzadigd  waren  en  aan  overgebleven  brokken  haalde  men  nog  twaalf  volle  korven op.  Het  waren  ongeveer  vijfduizend  mannen  die  hadden  gegeten,  vrouwen  en  kinderen  niet  meegerekend. Onmiddellijk  hierop  dwong  Hij  zijn  leerlingen  in  de  boot  te  gaan  en  alvast  naar  de  overkant  te  varen,  terwijl  Hij het volk naar huis zou zenden.

Afgelopen week was het feest van de apostelen Petrus en Paulus. De dag daarvoor heeft paus Benedictus XVI het jaar van Paulus geopend. Paulus is met recht de apostel die vooral de heidenen, die het jodendom genaderd waren, riep tot het geloof. Hij was een man die vragen opriep. Enerzijds was hij een gelovige Jood die binnen zijn traditie bleef staan, anderzijds verkondigde hij het evangelie voor hen die uit de heidenen kwamen. Dit bleef voor hem een punt van confrontatie. En dat spiegelt zich af in de vroeg-christelijke gemeenschap. Velen waren voor Kefas, Petrus, die vooral binnen joodse kring stond, anderen weer voor Apollos, Paulus, die vooral onder heidenen verbleef. Paulus wijst ons vandaag dat we ons fundament in ons doopsel vinden. En dat fundament ligt in Christus waarin ons heil en zegen van Godswege voor heidenen is aangezegd. Heil en zegen wat betekent dat eigenlijk.

Dit brengt ons bij het evangelie van vandaag. Jezus onderwijst en geneest de mensen. Gods genade is in Jezus werkzaam, want hij genas de zieken. Gods genade wekt ontferming die geneest. Jezus wordt met ontferming bewogen. En dan merken Jezus leerlingen dat de mensen niets te eten hebben en ze vragen hem de mensen weg te sturen zodat ze in de dorpen eten kunnen gaan kopen. De mens heeft ook voedsel nodig om gaande te blijven. Maar Jezus zegt tegen hen: Geeft gij hen te eten. Deze oproep van Jezus is een oproep om te delen. Want als wij delen dan is er genoeg voor allen. Deze oproep is een oproep tot sociale gerechtigheid. We leven in deze tijd met een groot deel van de mensheid die honger lijdt omdat wij leven in overvloed. Maar Jezus uitspraak gaat nog verder. Want de mens leeft niet van brood alleen zoals de Schrift zegt. De joodse en vroeg-christelijke lezers begrijpen de symboliek van de vijf broden en de twee vissen. Want de mens leeft ook van het Woord Gods dat richting geeft. [1]

De vijf broden staat symbool voor de vijf boeken van Mozes: de Thora, de wet of, beter vertaald, het richtsnoer. Mozes hield ze Israël voor: “Heden hou ik u Gods geboden voor: kies voor het goede en het leven.” [2] Deze vijf boeken van Mozes gaan over ons mens-zijn in het aangezicht van God: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Genesis is het boek van de schepping; het gaat over ons, als mensen geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. [3] Exodus is het boek van de uittocht, het gaat over verlossing en bevrijding door Gods hand. Want de mens leeft en snakt naar bevrijding. Levitucs gaat over de levensheiliging door Gods geboden. Het leven op aarde dient geheiligd te worden. Numeri gaat over de opstelling van het volk voor het aangezicht van God. Ons leven is een dienst aan God als een levende tempel. Deuteronomium is de levensvervulling, de voltooiing, door te kiezen voor Gods weg zoals Mozes. Kies voor het leven en het goede, door Gods geboden te onderhouden. Het leven van de mens is een weg van geboren worden en mens worden, van verlangen naar verlossing en verlossing bewerkstelligen, van te leven in eerbied en eerbiedig te leven, van toewijding en toegewijd zijn, van voltooiing en voltooiing bewerkstelligen.

De twee vissen symboliseren de Wet en de Profeten. Zij zijn voor het Jodendom de twee pilaren , het fundament. Richting ontvangen en richting geven aan het leven dat van Godswege is. Ook de twaalf maanden wijzen erop dat wie leeft met God tot voltooiing komt, een mens van God wordt. Gods gebod in het duizendvoudige voedt vanuit 5 broden 5000 mensen. Gods woord geeft leven en richting aan wie gelooft. Het fundament wordt nu aan ons geopenbaard door Christus. Laten wij ons dan verankeren in dat fundament dat genade en leven betekent opdat ook wij in Gods wegen wandelen en heil en zegen ontvangen.


[1]        Deut. 8,3 zie Matth. 4,4

[2]        Deut. 30,15-19.

[3] Voorbeelden, zoals Adam en Eva, Kain en Abel, Noach, Melchisedek, de aartsvaders en aartsmoeders, Jozef, zijn hiervan een uitdrukking.