Archimandriet Hildebrand (Francis Vandermaelen)
Opdracht des Heren in de Tempel
Lezing uit de Brief van de Apostel Paulus aan de Hebreeën 7,7-17
Broeders en zusters:
Niemand kan ontkennen dat de mindere altijd gezegend
wordt door de meerdere. Bovendien zijn het in het ene geval sterfelijke
mensen die de tienden krijgen, in het andere is het iemand van wie de
Schrift getuigt dat hij leeft. Men zou zelfs kunnen zeggen dat Levi, die het
recht heeft tienden te heffen, zelf tienden heeft betaald in de persoon van
Abraham: want hij was nog in de lendenen van zijn voorvader, toen deze door
Melchisedek begroet werd. Wanneer nu het levitische priesterschap - en op
deze basis heeft het volk toch de wet ontvangen - het volmaakte had kunnen
brengen, waarom was het dan nog nodig geweest te spreken van een andere
priester die zou komen, een priester 'op de wijze van Melchisedek' en niet
op de wijze van Aäron? Want uit een verandering van priesterschap volgt
onvermijdelijk een verandering van wet. Degene van wie sprake is behoort tot
een andere stam, waarvan nog nooit iemand met het altaar van doen had. Het
is algemeen bekend dat onze Heer is voortgekomen uit Juda, een stam, die
door Mozes in zijn bepalingen over de priesters helemaal niet is vermeld.
Dit alles wordt nog veel duidelijker, wanneer wij bedenken dat als evenbeeld
van Melchisedek een nieuwe priester opstaat, die priester is geworden niet
op grond van een wettelijk vereiste afstamming, maar uit kracht van een
onvergankelijk leven. Want op Hem slaat de getuigenis: Gij zijt voor eeuwig
priester op de wijze van Melchisedek.
Lezing uit het Evangelie van de Evangelist Lucas: Lc 2,22-40
In die tijd brachten de ouders van Jezus Hem naar
Jeruzalem om Hem aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de
Wet des Heren: Elke Eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de
Heer worden toegewijd, en om volgens de bepaling van de wet des Heren een
offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu
leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die
Israëls vertroosting verwachtte en de H. Geest rustte op hem. Hij had een
godsspraak ontvangen van de H. Geest dat de dood hem niet zou treffen,
voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest
gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het Kind Jezus daar
binnenbrachten om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam ook hij
het Kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: Uw dienaar
laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw
Heil aanschouwd, dat gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de
heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël. Zijn vader en moeder
stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen
een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: Zie, dit kind is bestemd
tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken
wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen
ziel zal door een zwaard worden doorboord. Er was ook een profetes, Hanna,
een dochter van Fanuël uit de stam van Aser. Zij was hoogbejaard, en na
haar jeugd had zij zeven jaar met haar man geleefd. Nu was zij een weduwe
van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God
dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam ze naderbij, dankte
God en sprak over het kind tot allen die de bevrijding van Jeruzalem
verwachtten. Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld
hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug. Het kind
groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de
genade Gods rustte op Hem.
Homilie
Maria
is de eerste Christusdraagster en zij nodigt ons uit om evenals Simeon
Christus uit haar handen aan te nemen en Hem verder te dragen en aan allen
te verkondigen als het Licht der wereld. Want wat zich in de liturgie van
Lichtmis in mysterie aan ons voltrekt moet nu ook in ons dagdagelijks leven
zijn plaats krijgen. Ook daar moeten we ja zeggen tegen Christus, Hem
opnemen in ons leven en ons laten doorstralen van zijn Licht. In een wereld
waar zoveel duisternis is, zoveel schaduw, is er licht nodig.
Maria-Lichtmis, Maria één en al licht. En Jezus zegt:”Zo moet ook uw
licht stralen voor het oog van de mensen, opdat ze uw goede werken zien en
uw Vader verheerlijken die in de hemel is”.
Bij
onze doop werd ons reeds het licht van Christus langs het symbool van de
Paaskaars doorgegeven, opdat wij in deze wereld licht van zijn licht en vuur
van zijn vuur zouden zijn. De symboliek van het licht doorkruist voortdurend
ons leven en herinnert er ons telkens aan dat God ons in Jezus nabij is. Hij
is de helpende en reddende God, die onze duisternis met zijn licht kan
doorbreken. Tot in ons stervensuur toe wordt ons in de gewijde kaars de
zekerheid gegeven dat we zullen ontwaken in het eeuwige Licht van Christus
Heerlijkheid.
Zo is
dus Lichtmis op de eerste plaats een Christusfeest ter afsluiting van de
Kersttijd waarbij een ontmoeting plaats grijpt tussen de Messias en het
schamelijke restje van het ontredderde Israël. Het wordt dan ook in de
Byzantijnse liturgie terecht het feest van de Ontmoeting genoemd. Deze
Ontmoeting heeft plaats in de tempel die vanouds voor de jood het symbool
was van Gods aanwezigheid onder zijn volk, waar zijn Heerlijkheid rustte.
Maar, nu gebeurt er iets nieuws, want het heil van God, die Heerlijkheid
Gods wordt nu door Simeon begroet in de kleine Jezus. En aldus heeft nu de
stenen tempel afgedaan en wordt er een levende tempel opgebouwd, het nieuwe
Israël, de Kerk, waarin wij fungeren als levende stenen, opgetrokken rondom
de hoeksteen Christus. Hiermee wordt gezegd dat met het tastbare en
zichtbare, met het door de tijd en ruimte beschrijfbare niet alles is
gezegd. Er is een diepere werkelijkheid die zich aandient en die al het
aardse,al het menselijke doordringt Dat verlangen naar die diepere
werkelijkheid ervaart elke mens op zijn beste momenten. De grote bisschop en
kerkleraar Augustinus heeft dit wonderwel verwoord in een van hem zeer
bekende zin: “Gij hebt ons naar U toe gemaakt, Heer, en onrustig is ons
hart totdat het rust vindt in U”.
Zusters
en broeders, als we met velen deze ervaring luidop durven zeggen en er van
getuigen dan wordt dat kleine licht, dat ieder afzonderlijk bij of in zich
draagt, omgezet in een zee van licht waartegen geen duisternis bestand is.
Moge de liturgie van Lichtmis ons aldus aanzetten als hoopvolle mensen te
leven, Christus de Heer tegemoet. Amen.