Mgr. Roger Gryson

2 februari: Ontmoeting van onze Heer en God en Verlosser Jezus Christus in de tempel

Lucas 2, 22 - 40

In die tijd brachten de ouders van Jezus Hem naar Jeruzalem om Hem aan de Heer op te dragen, volgens het voorschrift van de Wet des Heren: elke Eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegewijd, en om volgens de bepaling van de wet des Heren een offer te brengen, namelijk een koppel tortels of twee jonge duiven. Nu leefde er in Jeruzalem een zekere Simeon, een wetgetrouw en vroom man, die Israëls vertroosting verwachtte en de H.Geest rustte op hem. Hij had een godsspraak ontvangen van de H.Geest dat de dood hem niet zou treffen, voordat hij de Gezalfde des Heren zou hebben aanschouwd. Door de Geest gedreven was hij naar de tempel gekomen. Toen de ouders het Kind Jezus daar binnen brachten om aan Hem het voorschrift der Wet te vervullen, nam ook hij het Kind in zijn armen en verkondigde Gods lof met de woorden: Uw dienaar laat Gij, Heer, nu naar uw woord in vrede gaan: mijn ogen hebben thans uw Heil aanschouwd, dat gij voor alle volken hebt bereid; een licht dat voor de heidenen straalt, een glorie voor uw volk Israël. Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat van Hem gezegd werd. Daarop sprak Simeon over hen een zegen uit en hij zei tot Maria, zijn moeder: Zie, dit kind is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de gezindheid van vele harten openbaar moge worden; en uw eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord. Er was ook een profetes, Hanna, een dochter van Fanuël uit de stam van Aser. Zij was hoogbejaard, en na haar jeugd had zij zeven jaar met haar man geleefd. Nu was zij een weduwe van vierentachtig jaar. Ze verbleef voortdurend in de tempel en diende God dag en nacht door vasten en gebed. Op dit ogenblik kwam ze naderbij, dankte God en sprak over het kind tot allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alle voorschriften van de Wet des Heren vervuld  hadden, keerden zij naar Galilea, naar hun stad Nazaret terug. Het kind groeide op en nam toe in  krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem.

Broeders en zusters,

Maria en Jozef zijn op de vastgestelde dag gekomen, om hun eerstgeboren zoon aan de Heer op te dragen. Alhoewel Jezus de Zoon van God was, hebben zij geen voorrecht voor zich gevorderd. Zij hebben eenvoudig gedaan, wat van alle Joden geëist was. Dit is een eerste les voor ons, die zo gemakkelijk geneigd zijn vrijheid te nemen met de kerkelijke of de burgerlijke wetten. Jezus was gekomen om de wet van Mozes te volbrengen. Wij mogen denken, dat een wet verbeterd of afgeschaft zou moeten zijn, en daarvoor optreden; maar wij moeten vooreerst de wet eerbiedigen.

In de tempel wordt Jezus erkend als het Heil voor alle volkeren en het licht der wereld, niet door koning Herodes, niet door de priesters en de schriftgeleerden, maar door een arme weduwe en een bejaarde grijsaard. Maar beiden hadden jaren lang op dit moment gewacht en God dag en nacht door vasten en gebed gediend. Zo waren zij door de Heilige Geest verlicht en vervuld. Zij hebben het geheim van dat kind begrepen, omdat zij arm waren. Het geloof is een vorm van armoede. Geloven, dat is aanvaarden niet alles te verstaan, en ook aanvaarden met de ogen van het hart te zien, wat de lichamelijke ogen niet zien.

Voor hen, zoals voor alle mensen, was Jezus een «teken van tegenspraak». Het was tegensprekend, dat de almachtige God daar aanwezig was in dat zwakke kind, door arme mensen gedragen, zoals later noch meer tegensprekend zal zij, dat hij aanwezig is, als dat kind, groot geworden, op een kruis verheven zal sterven. Voor deze tegenspraak moeten wij allen stelling nemen. Welke God vereren wij? Een God, die zijn almacht tot onze dienst stelt, of een God, die in Christus broeder van alle mensen wil zijn, en voor hen knielt, om hen als een dienaar de voeten te wassen? En van welke God willen wij de leerlingen zijn?

En op het einde van dit verhaal hebben wij nog gehoord dat daarna, Jezus met zijn ouders naar Galilaea teruggekomen is. «Het kind groeide op en nam toe in krachten; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem». Groeien, toenemen in krachten en in wijsheid door Gods genade: het is praktisch alles dat wij over hem weten gedurende de dertig eerste jaren van zijn leven. Het schijnt banaal te zijn, maar het is helemaal niet. Zou de eerste zonde niet zijn, te blijven waar men is, tevreden zijn met wat men is, gelaten zijn in zijn middelmatigheid, niet meer proberen vooruit te gaan? Maandag begint de vastentijd. Het is voor ons allen een oproep om in geloof, hoop en liefde door gebed, bezinning, belangloze edelmoedigheid te groeien en kracht te nemen, met de hulp van Gods genade. Zo hebben zich Simeon en Anna tot de ontmoeting van God voorbereid, zo heeft Jezus zich jarenlang tot zijn Pasen voorbereid.